In het verleden vond ontbossing plaats om eenvoudig nieuwe akkergronden te verkrijgen. Oude uitgeputte
akkergronden vormden open vlakten.
Door schapenteelt (met name in de middeleeuwen) en plaggensteken voor akkerbouw kon heide
zich uitbreiden over de open vlakten. Open vlakten werden 'gemeenschappelijke grond' of 'woeste grond'
genoemd.
Tussen heide kon een bepaalde schaapsoort voedsel vinden. Het voedsel bestond uit groen van bomen en
struiken welke op natuurlijke wijze was uitgezaaid. Heideschapen werden gehouden voor de productie van
wol, vlees en mest.
Grote heidegebieden waren te vinden in Gelderland (de Veluwe, de Achterhoek), Utrecht (en het Gooiland),
Overijssel, Drenthe, midden en noord Limburg, Brabant (de Peel en de Kempen).
Binnen Nederland zijn heideschapen tot het einde van de negentiende eeuw ingezet voor landbouw.
Herdershond
Met 'herdershond' wordt al aangegeven dat het gaat om de hond van een herder.
De taak van een herder is op een groep of kudde dieren passen waarbij de herdershond zijn
maatje is die hem daarbij helpt.
De herdershond moest een voorttrekkende kudde dieren kunnen opbrengen, drijven en hoeden.
Daarnaast moest de herdershond in staat zijn om een herder te helpen bij het bewaken en
verdedigen tegen wilde dieren of rovers.
Binnen Europa waren globaal twee soorten herdershonden te onderscheiden. De eerste (en oudste)
soort werkte in bergachtige streken van Midden-, Zuid- en Oost-Europa.
In West-Europa werkte een tweede soort op uitgestrekte, betrekkelijk laag
gelegen en vlakke heidevelden met daarnaast uiterwaarden, duinen en wegbermen.
Oud landras
Om tijdens dagelijkse tochten op de heide nieuw voedsel te kunnen vinden, was een herder de
hele dag met zijn hond aan het werk.
Een herder was meestal langere tijd van huis en maakte vaak hele omzwervingen.
Daarom moest de Inlandse herdershond niet te zwaar gebouwd, vlug, oplettend en goed beschermd
zijn tegen het wisselvallige klimaat.
De aard van een Inlandse herdershond was ontstaan door het werk van vorige generaties.
Er werd uitsluitend gefokt met goede gebruikshonden bij het hoeden.
Rashond
Rond het einde van de negentiende eeuw zijn Nederlandse heidegebieden ontgonnen tot
bouw- of graslanden (cultuurlandschap).
Voor landbouw waren heideschapen overbodig geworden. Het 'eeuwenoude' werk van de
Inlandse herdershond verdween in korte tijd.
In dezelfde periode kwam er op tentoonstellingen meer belangstelling voor de Inlandse herdershond.
Daardoor is in 1875 de basis gelegd voor een rasstandaard.
De Hollandse herdershond is ontstaan door met Inlandse herdershonden te fokken volgens een rasstandaard.
Er vond in eerste instantie voornamelijk selectie plaats op het uiterlijk.
Later werd ook het karakter belangrijker.
Inmiddels zijn de raspunten vijf keer aangepast. De huidige rasstandaard is van 2009.
Rasbeschrijving
Hieronder is deels vermeld hoe de Hollandse herdershond in de huidige rasstandaard omschreven is.
Voor de 'ledematen', 'vacht', 'kleur' omschrijvingen
en meer informatie, verwijs ik u door naar de internetpagina van de
Nederlandse herdershonden club.
Kort historisch overzicht
De oorsprong van de Hollandse Herdershond ligt op het platteland.
Nederland was al vroeg in de geschiedenis een cultuurlandschap dat onder meer werd onderhouden met behulp van schaapskuddes.
De honden moesten de schapen uit de cultuurgewassen houden en dat deden ze door naast de kudde te patrouilleren op wegkant of akkerrand.
Ook begeleidden zij de kuddes op weg naar de gemeenschappelijke weides, markten en havens.
Op de boerderij hielden ze de kippen uit de moestuin, haalden de koeien op voor het melken en trokken de melkkar.
Zodra er vreemd volk het erf op kwam, werd de baas gewaarschuwd.
Rond 1900 waren de schaapskuddes grotendeels verdwenen.
De veelzijdigheid van de Hollandse Herdershond maakte hem geschikt voor de toen beginnende dressuur.
Zo begon hij een nieuwe carrière als politiehond, speurhond en blindengeleidehond.
Hij is nog steeds geschikt voor het hoeden van schapen.
De oorspronkelijke standaard dateert van 12 juni 1898.
Algemeen voorkomen
Middelgrote, middelzware, goed gespierde hond, krachtig en evenredig gebouwd.
Veel uithoudingsvermogen, levendig temperament en intelligente uitdrukking.
Naar beharing onderscheidt men variëteiten ruw, kort en lang.
Belangrijke verhoudingen
De lichaamslengte (van boeggewricht tot zitbeenknobbel) is meer dan de schofthoogte, ongeveer 10 : 9, passend voor een draver.
De verhouding van de lengte van de voorsnuit tot de bovenschedel is 1 : 1.
Gedrag/temperament
Zeer trouw en betrouwbaar, steeds oplettend, waakzaam, actief, zelfstandig, met doorzettingsvermogen, intelligent, bereid te gehoorzamen en begaafd met de ware herdershonden aard.
De Hollandse herdershond werkt graag samen met de baas en hij voert een taak die hem wordt opgedragen zelfstandig uit.
Hij moet bij grotere kuddes kunnen samenwerken met meerdere honden.
Hoofd
In goede verhouding tot het lichaam. Van boven en opzij gezien wigvormig.
De vorm is eerder gestrekt dan zwaar, zonder plooien, droog, met vlakke wangen en geen geprononceerde jukbeenderen.
Door de beharing lijkt het hoofd van de ruwhaar een meer hoekige vorm te hebben, dit is schijn.
Bovenschedel
Schedel.
Vlak.
Stop.
Weinig, maar wel duidelijk aanwezig.
Aangezicht
Voorsnuit.
Iets langer dan het vlakke voorhoofd.
De neusrug recht en loopt evenwijdig met de bovenschedel.
Neus.
zwart.
Lippen.
Goed aangesloten en goed gepigmenteerd.
Gebit.
Scharend, krachtig, regelmatig en compleet.
Ogen.
Donker gekleurd en middelgroot.
De oogspleet is amandelvormig en enigszins schuin geplaatst.
De ogen mogen niet te ver uiteen staan en niet uitpuilen.
Oren.
Middelgroot.
Als de hond alert is, hoog gedragen en straf opstaand.
Hals
Niet te kort, droog, zonder plooien en geleidelijk verlopend in de romp.
Lichaam
Stevig, maar niet lomp.
Bovenbelijning.
De hals loopt vloeiend over in de bovenlijn van de romp, waarbij hoofd en hals op een natuurlijke wijze gedragen worden.
Rug.
Recht en krachtig.
Lendenen.
Stevig, niet lang of smal.
Bekken.
Licht hellend, niet kort.
Onderborst en buik.
Gaat geleidelijk over in de buiklijn.
Borstkas.
Diep en voldoende lang, niet smal, ribben licht gewelfd.
Voorborst.
Redelijk goed ontwikkeld.
Staart
In rust recht hangend of met een lichte buiging. Lengte tot het hielbeen.
In actie sierlijk opwaarts gedragen, nooit krullend of zijwaarts.
Gangwerk
De Hollandse Herdershond is een draver met een ruim, vlot en soepel gangwerk, zonder teveel stuwkracht of uitgrijpen.
Maat en gewicht
Schofthoogte.
Reu.
Van 57 tot 62 centimeter.
Teef.
Van 55 tot 60 centimeter.
Gewicht.
Reu.
Wordt niet vermeld in de rasstandaard.
Teef.
Wordt niet vermeld in de rasstandaard.
Fouten
Elke afwijking van de voorgaande punten (m.a.w. rasstandaard) moet als fout worden
aangemerkt en naar de ernst ervan zwaarder worden aangerekend evenals de invloed op het
gezond functioneren, het welzijn van de hond en op zijn vermogen om zijn oorspronkelijke
werk uit te voeren.
Diskwalificerende fouten
Agressief of overdreven schuw, ontbreken van rastype, elke hond die duidelijke lichamelijke
afwijkingen of gedragsstoornissen toont, zal worden gediskwalificeerd.
Literatuur
Boek Titel: De Hollandse herder Auteurs: Triebels en Helmers-de Regt Uitgever: Thieme - Zutphen ISBN nummer: 90 03 97400 4
Microsoft Office Word document Bestandsnaam: 223gb2009.doc Titel: FCI-Standard No. 223 GB / rasstandaard Hollandse herdershond Auteur: Nederlandse Herdershonden Club Uitgever: Federation Cynologique Internationale (AISBL) Internetadres:www.fci.be